Baas in eigen bek

ofwel: eten wat je écht lekker vindt

Ik begin deze blog met een verhaal op het snijpunt van wetenschap, eetgenot en kruisspinnen. Het gaat, kortom, over Anna Maria van Schurman, die leefde van 1607-1678. Veertig jaar van die tijd woonde ze in Utrecht (Achter de Dom 18, om precies te zijn) en wel in een huidig rijksmonument uit 1450 op spuugafstand van de Utrechtse dom. Ze was volgens sommigen de eerste Nederlandse en volgens anderen de eerste Europese vrouw die aan een heuse universiteit studeerde. Dat mocht ze weliswaar alleen terwijl ze achter een gordijn zat, maar ze liet zich ermee kennen als iemand die geen nieuwe wegen schuwde. Inspirerend!

Ze werd beroemd om haar geleerdheid en beheerste naar verluidt tien (volgens anderen: veertien) talen, waaronder het Chaldeeuws, Arabisch, Hebreeuws en Ethiopisch. Bovendien was ze een begaafde beeldend kunstenaar, zoals onder andere blijkt uit haar zelfportret hiernaast. Ze correspondeerde met vooraanstaande personen in binnen- en buitenland, moet insectenkenner zijn geweest, schijnt fraai geborduurd te hebben en had bovendien belangstelling voor een christendom dat de lat voor de gelovigen heel hoog legde.

Anna Maria van Schurman: zelfportret

Je zou denken dat een zo veelzijdig en geleerd iemand eeuwig beroemd zou zijn gebleven, maar dat is niet zo. In Utrecht bestaat een Anna Maria van Schurmanstraat, sinds 2018 is daar ook een hofje aan haar gewijd en in datzelfde jaar schijnt een postzegel met haar afbeelding verschenen te zijn (heb je die wel eens gezien?), maar dat is het wel zo’n beetje. Tot voor kort was ze eigenlijk gewoon vergeten. Althans in Nederland. In Engeland was dat kennelijk anders. Daar was ze rond het midden van de 19de eeuw nog steeds the celebrated Anna Maria Schurman. Dat blijkt uit het razend interessante boek The Curiosities and Delicacies of Different Nations Obtained from the Animal Kingdom van Peter Lund Simmonds, dat in 1859 verscheen en dat, zoals de titel al duidelijk maakt, gaat over allerlei dierlijke voedingsmiddelen die in de ene tijd en op de ene plaats een delicatesse zijn en in/op de andere juist niet. Lund Simmonds was een in Denemarken geboren Brit die eerst matroos op een oorlogsschip was geweest en daarna succesvol carrière maakte als journalist en schrijver met een bijzondere belangstelling voor alles wat in het Britse imperium verkocht en gegeten werd. Zijn Curiosities werd in 2001 nog eens herdrukt met een nieuwe inleiding door de inmiddels helaas overleden Alan Davidson.

Trouwe lezers van deze blog kennen deze schrijver trouwens al: ook mijn blog over koninklijke kalfskoppen komt bij Lund Simmonds vandaan. Dat verhaal ging over de mate waarin afkeer en genot aan tafel een volstrekt subjectieve beleving zijn. De hoofdpersoon van het verhaal is een 19de-eeuwse bioloog die ‘s morgens een kaaiman opensnijdt en ’s middags een etentje geeft voor een tafel vol vrienden. Hij laat doorschemeren dat zijn genodigden stukken van datzelfde dier op hun bord hebben liggen, waarna de meesten bleek of zelfs met kotsneigingen de benen nemen. Een achtergebleven dame vraagt nieuwsgierig of de bioloog écht kaaiman heeft opgediend, en de man zegt lachend dat het een doodgewone kalfskop is geweest, geen vogelnestjes, schildpadden of amfibiën. Dat is grappig, want nu, bijna twee eeuwen later, zou bijna elke Nederlander juist bij de gedachte aan een kalfskop van tafel zijn gerend om thuis smeerlapperijen uit de chemische industrie te gaan eten. Wat walgelijk is, kan dus van persoon tot persoon verschillen. Wat Simmonds en Anna Maria gemeen hadden, was een onblusbare belangstelling voor alles wat er te weten valt, maar dan op heel verschillende terreinen. Simmonds loopbaan leek in niets op die van Schurman en zijn Curiosities wijdt geen woord aan taalkunde, sektarische godsdienst of beeldende kunsten. Maar het vermeldt wel dat ze graag spinnenkoppen at, omdat die zo lekker naar noten smaken, en dat haar ze voorkeur verklaarde door erop te wijzen dat ze onder het sterrenbeeld Schorpioen geboren was. Dat laatste klopt want ze was op 4 november in Keulen geboren, en ze wist kennelijk dat spinnen en schorpioenen nauwe verwanten zijn.

Je vindt haar astrologische argument vast onzin, maar dat betekent niet dat elk oordeel van historici over haar per se zinniger is. De samensteller van een Schurman-biografie uit 1992 reageerde op haar spinnenconsumptie grappig genoeg met het vermoeden dat die spinnen sleedoornbessen moeten zijn geweest of anders een verzinsel waren van tegenstanders die haar wilden wegzetten als godsdienstige gekkie. Dat is eigenlijk een beetje raar. Waarom zou iemand als Van Schurman, die altijd haar eigen weg ging in een tijd toen de empirische wetenschap vleugels kreeg, geen spinnen mogen eten als ze die lekker vond? Dat zou jij als zelfstandig denkend mens toch ook gewoon gedáán hebben zonder je door malle vooroordelen te laten weerhouden?

Een waterwants, officieel: Corixa punctata. De diertjes komen in alle soorten van stilstaand, zoet water voor.

Hou dat in het hoofd bij weer een ander verhaal uit Lund Simmonds boek, ditmaal over eetgewoonten in het pre-Spaanse Mexico, toen mensen aan het Texcoco-meer op een wonderlijke manier aan voedsel kwamen: ze verzamelden ‘vliegeneitjes’ op plantenbladeren in het water. Alleen waren dat eigenlijk geen eitjes van vliegen maar van waterwantsen, en die heetten (en heten) axayacatl, net als de wantsen zelf. Bij de inheemse Mexicanen waren die al ruim vóór de komst van de Spanjaarden heel geliefd. Ze maakten er koeken van die op viskuit ofwel kaviaar leken en ook ongeveer zo smaakten. Simmonds’ zegsman had Franse kikkers en Chinese vogelnestjes gegeten, en vergeleken daarmee noemde hij die axayacatl een delicatesse. Ook de rijke inwoners van de Mexicaanse hoofdstad haalden er trouwens hun neus niet voor op, want axayacatl zijn wegens hun hoge eiwitgehalte extra voedzaam en smakelijk. Vandaar dat ze tot in ieder geval kort geleden populair zijn gebleven, vooral in de kersttijd en tijdens de vasten, bijvoorbeeld gemengd met ei en in olie gebakken, of al dan niet met maisdeeg gemengd en in bananen- of maisblad verpakt. Een van de Azteekse heersers liet ze elke dag vers uit het water halen – een betere aanbeveling kun je niet krijgen. En hun hoge status blijkt ook nog eens uit iets anders: een van van de Azteekse keizers heette Axayacatl (1469-1481) en was dus naar waterwantsen genoemd – iets wat niet veel Europese heersers hem kunnen nazeggen. Deze naamgeving kan onmogelijk negatief bedoeld zijn, want die keizer was een heel bekwame generaal en bovendien ook dichter. Overigens: waterwantsen komen ook in Nederland voor, bijvoorbeeld in je zwembad. Eet ze dus maar eens. Ze zijn in elk geval een goede manier om de onafhankelijkheid van je denken te testen.

Keizer Axayacatl in een 16de-eeuws Azteeks manuscript. De Spaanse vertaling van zijn naam staat eronder: cara del agua = gezicht van het water. De waterwants heet in Mexico nog steeds net zo.

PS. Hierboven had ik het over een fundamentalistische sekte waarvan Anna Maria lid was. Dat was de sekte van de labadisten, gesticht door een Franse priester die zich tot het reformatorische geloof had bekeerd en pleitte voor een zuivere kerk van mensen die in een woongemeenschap op het Friese platteland naar heiligheid streefden. Ze stonden hun wereldse goederen af aan de groep, en die bestond in haar tijd uit ongeveer 300 mensen, wat natuurlijk niet echt veel is voor een heus kerkgenootschap. Een later groepslid was de minstens zo beroemde vrouwelijke botanicus en tekenaar Maria Sybilla Merian (1647-1717), die op basis van nauwkeurige studies drie boeken met wondermooie afbeeldingen van insecten plus bijbehorende planten publiceerde en daarmee voor een wetenschappelijke doorbraak zorgde. In het deel over Suriname beeldt ze ook spinnen af, maar Anna Maria vast geen Surinaamse spinnen gegeten. Waarschijnlijker kandidaten zijn de kruisspinnen, die ook in Nederland veel voorkomen. Het is maar dat je het weet.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *